Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], In de tweede maand, op den veertienden dag, tussen de twee avonden, zullen zij dat houden; met ongezuurde [broden] en [14]bittere saus zullen zij [15]dat eten. 14. Hebreeuws, bitterheden. 15. Te weten, het pascha; dat is, voorbijgang. Zie ook deze manier van spreken Deut.16:7; 2 Kron.30:18; Joh.18:28, en versta het paaslam, hetwelk een voorbijgang genoemd wordt, om de reden vermeld Lev.23:5; dezelfde wijze van spreken is: het pascha slachten, Ex.12:21; Deut.16:2,6; het pascha koken; Deut.16:7.